Geslaagde grensverkenning met de klankkleur en de mogelijkheden van de gamelan

Het is even wennen, de gamelan van het Nederlandse Ensemble Multifoon is chromatisch gestemd en bovendien worden de gongs en metallofoons niet zittend, maar staand bespeeld. Maar geheel conform de Javaanse traditie zijn er voortdurend changementen in de bezetting.

De gamelan is een orkesttraditie zonder dirigenten en bovendien zonder notatie systeem.

Om het orkest tot een organisch geheel te smeden, leert elke muzikant alle instrumenten bespelen en wordt er ook tijdens uitvoeringen voortdurend van plaats gewisseld.

Doel van Multifoon is het integreren van de traditionele gamelan uit Java en Bali in de westerse kunstmuziek. Sinds zeven jaar beschikt men over een chromatisch gestemd instrumentarium, zeg maar de ‘zwarte-toetsen-witte-toetsen stemming’, wat samenspelen met westerse instrumenten vergemakkelijkt.

Na een eerder project met het Odyssey String Kwartet presenteert de groep rond componiste Sita Wullur nu een programma met het Aurelia Saxofoon Kwartet.

Er worden acht werken uitgevoerd, waarvan er zes speciaal voor de nieuwe combinatie zijn geschreven.

Het optreden is niet alleen in muzikaal opzicht een belevenis.

De met exotische boventonen overladen klanken van de gamelan weerkaatsen tegen de wanden van de zaal.

Dat resulteert in staande golven die maken dat het soms net lijkt alsof er niet op het podium maar in je oor wordt gemusiceerd. Het gevoel dat er aan deze muziek niet te ontsnappen valt, wordt er door versterkt. 

Nog te zien op

22 december, KIT Tropentenheater, Amsterdam. 19 december in De Witte Dame, Eindhoven.

Het is niet verwonderlijk dat de meest geslaagde grensverkenning van de avond afkomstig is van iemand die met de klankkleur en de mogelijkheden van de gamelan is opgegroeid: de jonge Indonesische componist Philemon Mukarno.

Terwijl de vier saxofonisten met behulp van ‘sircular breathing’ lange, aanzwellende en wegstervende lijnen trekken, laat Mukarno de slagwerkers van Ensemble Multifoon de klankstaven van hun metallofoons [die luisteren naar de exotische namen als saron peking, saron barung, en slenthem] met strijkstokken bewerken.

Het geblazen koper versmelt met het verchroomde brons van de klankstaven tot een synthese waarin de instrumen ten hun aardse karakter verliezen en opgaan in een groter geheel. Wat er, misschien onbedoeld, in doorklinkt, is Mukarno’s achtergrond in de elektronische muziek.

Alleen realiseert hij zijn klankvisioen dit keer met strikt akoestische middelen.